Op een dag wordt Jommeke in zijn tuin aangesproken door Jased Agbar aangesproken om hem een geheim te vertellen. Een geheim zo groot dat hij het zelfs niet mag vertellen. Hij vraagt de knaap dan ook om mee te gaan naar Afghanistan waar ze hem het geheim zullen onthullen. Een paar uur later zitten ze samen met Filiberke op het vliegtuig. Na een overstap in een klein privé vliegtuig landen ze in het grootste geheim in de woestijn waar Sanjeb, hun gids hen staat op te wachten. Op ezels trekken ze verder de bergen in tot ze de volgende dag, laat in de namiddag op hun bestemming aankomen.
Ze worden er hartelijk ontvangen door Ased Braafas, de wijze man van de kleine gemeenschap en deze zal het geheim onthullen. Het oosten wordt als sinds eeuwen geteisterd door oorlogen, gijzelingen, verwoestingen en opstanden. Dat zou allemaal kunnen ophouden als alle landen uit het oosten zouden vereniging en het leiderschap van één koning zouden aanvaarden. Die koning werd nu gevonden. Het is een rechtstreekse nazaat van de oude wijze koning Salomo. De legende wil dat de originele kroon van Koning Salomo automatisch recht geeft op de troon. De kroon werd door de eeuwen goed verborgen tot er een waardige opvolger was. Nu die eindelijk werd gevonden moet de kroon naar de nieuwe Koning Salomo gebracht worden. Maar die zit in Jeruzalem, waar het originele paleis van de oude Salomo was. De kroon naar Jeruzalem brengen is een lange en gevaarlijke tocht omdat de mannen van Sara Jarabees alles in het werk zullen stellen om de kroon te stelen. Zij meent immers dat haar zoon Rachad de enige is die recht heeft op de troon. Jommeke zou Jommeke niet zijn mocht hij de opdracht om de kroon naar Jeruzalem te brengen niet aanvaarden.
Omdat de wegen en de luchthavens worden bewaakt door de vijanden is er slechts één alternatief. Met de kameel meer dan 2.500 kilometer dwars door de woestijn. Een tocht van 50 dagen. Jommeke gaat akkoord maar enkel als hij zijn eigen kameel mag kiezen. De volgende ochtend gaat hij alleen naar het eerstvolgende stadje om een kameel te kopen en het is al diep in de avond wanneer hij met zijn zelfgekozen dier terug is. De volgende dag zal de reis beginnen. Ze splitsen op. Jommeke en Jased vergezellen een karavaan terwijl Filiberke en Sanjeb zullen aansluiten bij een andere karavaan. Niemand zal weten wie de kroon heeft. De spionnen doen natuurlijk dadelijk hun werk want Jadus biedt aan om de karavaan op geringe afstand te volgen zodat hij kan ingrijpen bij gevaar maar in werkelijkheid stoomt hij naar Sara Jarabees om haar op de hoogte te brengen van het vertrek van de kroon.
Onder leiding van Jadus zullen de mannen van Sara de karavanen aanvallen. Eerst is die van Jommeke aan de beurt. Ze worden onder schot genomen waarna de volledige karavaan wordt doorzocht op zoek naar de kroon. Alles wordt doorzocht maar er wordt geen kroon gevonden. Hij moet dus in het bezit zijn van Filiberke. Terwijl Jommeke en zijn gezellen terug alles op hun lastdieren leggen stuiven Jadus en zijn mannen naar de andere karavaan waar ze volgens Jommeke ook niets zullen vinden. Jadus ontploft als hij de kroon niet kan vinden en beseft dat de kroon via een andere weg naar Jeruzalem is gegaan. Nu duidelijk is dat de kroon niet bij Filiberke zit mogen ze dan ook terug aansluiten bij de karavaan van Jommeke. Er wacht hen nog een lange tocht door de bergen. De bergen wemelen van de bandieten en als de karavaan afslaat naar het noorden moeten Jommeke, Filiberke en hun twee begeleiders alleen de doortocht wagen. Jadus heeft de bandieten opdracht gegeven om Jased en Sanjeb gevangen te zetten. Enkel de beide jongens mogen verder reizen want zij zijn enige die weten hoe de kroon in Jeruzalem zal geraken. Gewapend met kaarten en kompas zetten ze de reis verder en enkele weken later staan ze voor de oversteek van de oliepijpleiding.
Om dieven te ontmoedigen wordt de pijpleiding streng bewaakt. Ze worden dan ook door een patrouille opgemerkt maar na een grondige controle mogen ze vertrekken. De kapitein is onder de indruk van hun lange tocht en laat en tot aan de grens begeleiden waardoor ze nog maar 800 kilometer van hun doel zijn maar ze moeten wel nog recht door de woestijn richting grens met Jordanië. Na een tocht van 10 dagen bereiken ze de grens maar worden ook nu weer door een patrouille opgemerkt. Jommeke en Filiberke worden als smokkelaars aanzien en worden opgesloten. De mannen van Jadus die hen onopgemerkt hadden gevolgd moeten ingrijpen. Ze mogen de jongens niet opgesloten laten want anders kunnen ze de kroon niet naar Jeruzalem brengen. Ze wachten tot de grenswachters terug op patrouille gaan en bevrijden dan de jongens uit de gevangenis. Dag na dag komen ze dichter bij hun doel tot ze op een ochtend voor de poorten van Jeruzalem opduiken.
Alvorens ze de stad kunnen binnenrijden worden ze echter weer onder schot genomen. Het is Jadus die voor de zoveelste maal probeert om de kroon in handen te krijgen. Ook nu weer kan hij niets vinden. Ze moeten alles afladen en achterlaten en hij zal hen vergezellen naar Salomo. Als de kroon dan eindelijk naar boven komt zal hij hem grijpen om aan Sara Jarabees af te leveren. Ze gaan naar het huis van de oude Asafar waar hij de nieuwe koning zal ontmoeten. Iedereen is verbluft wanneer Jommeke "ja" antwoord of hij de kroon bij heeft. Waar is hij dan? Jommeke vraagt een groot scherp mes tot verbazing van de omstaanders gaat hij richting zijn kameel die dan een dromedaris lijkt te zijn. Jommeke heeft het dier een valse bult gegeven waarin hij de kroon heeft verstopt. Het verraad van Jadus werd reeds doorgegeven en nog voor hij de kroon kan weggraaien wordt hij in de boeien geslagen. Jommeke en Filiberke zullen uitgenodigd worden op de officiële kroningsfeesten maar nu moeten ze eerst naar huis want hun ouders zullen na 50 dagen wel ongerust zijn.
Opgemerkt: