Op een dag vind Jommeke een uitgeputte papagaai uit Zuid-Amerika voor zijn deur. De papagaai komt met een bericht van professor Gobelijk met de vraag om onmiddellijk naar Peru te komen. Samen met Filiberke vliegen ze met de nieuwe vliegende bol naar Machu Picchu, een oude Inca stad. Een paar uur later landen ze in de Andes.
Tijdens hun landing werden ze opgemerkt door twee oude indianen, Paco en Ranka, die de bol verdacht vinden en ze volgen Jommeke en Filiberke in hun zoektocht naar de professor. Ze trekken op naar de zogenaamde "Dode Berg". Een plaats waar nooit een mens komt. Tegen de avond hebben beide jongens de professor ingehaald en vernemen ze van de professor dat de fabelachtige schat van de Inca's wel degelijk zou bestaan.
Na enkele dagen klimmen bereiken ze de Dode Berg en ontmoeten er Macu Ancapa, een oude Inca die aangesteld werd als bewaker van de schat. Het bewaken van de schat wordt overgedragen van man tot man over hele generaties. Zo blijft het bestaan van de schat steeds bewaard door slechts één inca. Het hele verhaal wordt echter overhoord door Paco en Ranka en niet veel later staat het hele gevolg oog in oog met een geweldige berg goud. De schat van de inca's.
Terwijl onze vrienden de schat aanschouwen sluiten Paco en Ranka de berg af in de hoop dat de vier mannen in de berg zullen sterven en zij het goud kunnen opeisen. Of zij uit de berg kunnen ontsnappen kan men lezen in het volgende verhaal: "De strijd om de Incaschat".