In 1982 nam tekenaar Willy Linthout het initiatief om een nieuwe stripreeks te ontwikkelen. Twee dingen waren vanaf het begin duidelijk: de serie zou de traditie van de volkse Vlaamse strip voortzetten, maar ze zou minder braaf zijn, en de humor zou veel gedurfder worden. Waarom een hoofdpersonage uitvinden, als er in Vlaanderen al een ideale stripfiguur in de persoon van Urbanus bestaat? Urbanus werd voorzien van een korte, veel te brede broek, bottinen en bretellen en werd omringd door nieuwe, door Linthout verzonnen nevenfiguren: vader Ceasar, moeder Eufrazie, de tweedelige hond Nabuko en Donosor, de bromvlieg Amedee en de eeuwig zieltogende, schatrijke nonkel Fillemon. Daarmee was de familie Urbanus compleet. Alleen de schurk ontbrak nog. Dat werd de immer goedgeluimde clochard-oplichter Jef Patat. Urbanus zelf begon al snel mee te schrijven aan de scenario's. Zo ontstond deel na deel in deze "grote Vlaams familiesage".
Urbanus, die zelf een groot stripliefhebber is, zag dit meteen zitten en wilde actief bij dit plan betrokken worden. Zo ontstond een intense samenwerking, die een onstuitbare stroom van ideeën en verhalen opleverde. Na meer dan 100 albums is de bron nog verre van opgedroogd.