Bakker Adolf is tegenover de familie Urbanus komen wonen en vanaf dag één hebben ze last van zijn blaffende hond. Als hij in de krant leest dat heel Tollembeek last heeft van honden besluit hij om een hondenasiel te beginnen. Hij verzorgt de beesten uitstekend en de zaken gaan goed. Er is echter een probleem wanneer er honden op onverklaarbare wijze verdwijnen. Urbanus denkt dat ze gewoon weggelopen zijn maar dan zien ze een reportage op televisie waarbij God de vader en zijn heiligen de rijstpap hebben ingeruild voor vlees. De honden beseffen onmiddellijk dat Kok François de verdwenen honden tot vlees heeft verwerkt. Omdat Urbanus op dat moment in opdracht van God enkele wenskatjes moest verdelen in Tollembeek denken de honden dat Urbanus mee in het complot zit.
De honden nemen het heft in handen en keren zich tegen de mensen. Urbanus kan nog maar net aan hen ontsnappen. De
honden beginnen met het africhten van hun voormalige bazen waarbij deze hun als honden dienen te gedragen. Al snel loopt het hele dorp aan de leiband, stelen ze worsten van de slager en moeten ze naar de honden, euh.. mensenschool.
Om aan de honden te ontkomen schuilen Urbanus en ouders in de varkensstal bij Wieske die net is bevallen van zeven
schattige biggetjes. Sinds kort deelde Wieske haar kot immers met de alien van de planeet Niegrappius (zie album 188: De 1 april vissers) en van het één kwam het ander. Samen richten ze de varkensstal in en maken het gezellig.
De familie Urbanus staat niet gekend voor hun discretie en dus worden ze in de kortste keren ontdekt. De dolle honden vallen hun kot binnen en enkel door tussenkomst van de Niegrappiusaan kunnen ze hun redden. De alien verandert hen immers in betonnen wezens waarop de honden hun tanden stukbijten. Nu de honden hen niet kunnen deren kunnen ze weer de overhand nemen en de honden onderdrukken waardoor de bevolking van Tollembeek bevrijdt is van hun gesel. Ook God de Vader toont berouw. Hij wist immers niet dat hij hondenvlees aan het eten was en als beloning voor de tussenkomst van Urbanus en de zijnen maakt hij hen terug van vlees en bloed alvorens terug naar de hemel te trekken.
Opgemerkt: