3. De verdronken wagen

Titel in originele taal: La voiture immergée
ISBN-nummer: 90-314-0140-4
Eerste druk: 1960
Uitgeverij: Uitgeverij Dupuis
Tekenaar: Maurice Tillieux
Scenarist: Maurice Tillieux

Antiquair Nikita Nix wordt onder valse voorwendselen naar het dorpje Labron gezonden. Het dorpje staat bekend voor de ruïne van een oud slot net voor de kust. Er is een verbinding tussen het slot en het vaste land maar de weg komt bij hoog water heel snel onder water te staan. Als je vast komt te zitten in het midden van de weg ben je een vogel voor de kat. Zo ook Nikita Nix. Bij zijn terugkeer uit het slot valt zijn wagen zonder benzine en het opkomende water kent geen genade. Vissers vinden wat later zijn wagen terug maar van de man is geen spoor. De plaatselijke politie wordt verwittigd maar iedereen weet dat met de gekende stroming niemand levend zal teruggevonden worden.

Enkele dagen later staat Henry Nix in het kantoor van Guus Slim. Hij twijfelt of de dood van zijn oom een ongeluk was. Zijn oom was immers een groot kunstverzamelaar en wanneer blijkt dat een groot deel van zijn collectie werd vervangen door vervalsingen is er een gegronde reden om kwaad spel niet uit te sluiten. Guus aanvaard de zaak en niet veel later krijgt hij al een raar telefoontje. Iemand pretendeert een nog levende Nikita Nix te zijn en vraagt aan Guus Slim om nog die nacht naar een achterbuurt te komen waar de zaak aan hem voorgelegd zal worden. Guus, speurneus als hij is, kan niet aan deze lokroep weerstaan en gaat samen met Vlinder op pad. In de krotwoning wordt met hen gesproken via een buis door het raam. De man biedt hen een miljoen aan als ze de zaak laten vallen. De detective is dit echter niet van plan en probeert de man, die in een aanpalende woning zit, te vatten. De man kan echter via het dak vluchten en kan zelfs Guus van het dak duwen. Enkel door een geluk kan Guus het verder vertellen.

Dan richt Guus zich maar op Manuel Bocca. Hij was de secretaris van de antiquair en hopelijk kan die hem wat wijzer maken. De man was niet op de hoogte van de vervalsingen en verklaart ziek te zijn waardoor hij ook niet mee naar Labron ging. De volgende in de rij is Julius. Hij is de knecht van Nix en weet Slim te vertellen dat hij Bocca en Nix onlangs heeft horen ruzie maken over het verzekeren van de collectie. Niet veel om op verder te gaan en dus schakelt Slim zijn vrienden in. Hij vraagt inspecteur Spek om hulp en ook Vlinder moet zijn contacten in de onderwereld raadplegen. Zo komen ze op het spoor van Spotsy, een Engels kunstenaar die enkele beeldhouwwerken zou vervalst hebben. Slim en Vlinder gaan naar Londen maar als ze bij het huis van de kunstenaar komen vinden ze hem vermoord terug. Hij werd duidelijk het zwijgen opgelegd door de moordenaar van Nix. Dan blijft er nog maar één optie over. Zelf naar Labron gaan en kijken of ze daar meer te weten komen.

De volgende dag is Guus, in het gezelschap van Vlinder en Spek reeds in het kleine dorpje. Ze vragen inlichtingen aan de plaatselijke gendarme en met die informatie op zak rijden ze via de zeeweg naar de auto van Nix. De stroming heeft hem van de weg afgedreven en Guus moet nu naar de auto zwemmen. In de wegen kan hij de brief vinden waarmee Nix naar Labron werd gelokt. De brief is anoniem en bevat rare tekens die wellicht de oplossing van het raadsel zijn. Ze rijden verder naar het slot om daar het onderzoek verder te zetten. Als bij toeval vinden ze een vervallen kelder waarin een diepe oude waterput ligt. Om de diepte te peilen gooit Spek een brandende krant naar beneden maar als de krant de bodem raakt volgt er een ontploffing die Slim en Spek omver werpt. Verder vinden ze niets dat hun onderzoek kan verder helpen. Ze rijden dan maar snel terug naar Labron vooraleer de vloed hen de terugkeer onmogelijk maakt. Maar wanneer ze ongeveer halverwege zijn geeft de auto van Guus er de brui aan. De benzineteller staat op nul. Als ze geen hulp krijgen zijn ze een vogel voor de kat. Ten einde raad steken ze de auto in brand in de hoop dat ze op het vasteland de hoog oplaaiende vlammen kunnen zien en een reddingsploeg sturen. Ze hebben geluk want hun plan werkt en de gendarme kan hen met een bootje oppikken. Geen minuut te vroeg.

Guus wil nog één ding controleren en gaat spreken met de dorpspastoor. De priester heeft zich verdiept in de geschiedenis van het dorpje en het slot en kan de tekens op de brief ontcijferen. De tekens zouden aangeven dat het graf van de tempelier die het slot liet bouwen gevonden was. Natuurlijk een geweldige vondst en zeker reden genoeg voor Nikita Nix om zich van het bestaan van dit graf te vergewissen. Nu heeft Guus de reden gevonden waarom de Antiquair in Labron was. Hij heeft ook een vermoeden over de identiteit van de dader. Guus is er eveneens van overtuigd dat iemand benzine uit zijn wagen heeft overgeheveld om hen op de zelfde manier als Nix te vermoorden. Nu dat niet gelukt is denkt Slim dat dader hen alsnog uit de weg wil ruimen. Terug thuis leggen ze dan ook een hinderlaag en wachten ze tot de dader komt opdagen. 's Nachts zien ze uit de schaduw een man opdagen. Hij dringt het huizenblok van Slim binnen onder valse voorwendselen en gaat aan het werk om een bom te plaatsen. Gelukkig lag Guus en zijn twee vrienden op de loer en kunnen ze de man verrassen. Als het licht aan floept herkennen ze de dader. Het is Bocca. De man heeft grote gokschulden en enkel met de verkoop van de collectie kon hij zijn schulden afkopen. Toen zijn werkgever de verzekeringspremie wou verhogen wist hij dat de vervalsingen aan het licht zouden komen. Er zou immers een expert van de maatschappij alle werken komen taxeren. Hij moest zich dus van de antiquair ontdoen.

Opgemerkt:

  • Dit verhaal speelt zich voornamelijk af in het fictief dorpje Labron, maar het is duidelijk dat Tillieux inspiratie vond n het Franse Mont Saint-Michel. Het eiland met middeleeuwse abdij ligt ongeveer 1 kilometer uit de kust bij de plaats Avranches in Normandië. Het is oorspronkelijk een getijdeneiland: het was over land bereikbaar bij laagwater, maar bij hoogwater was het omringd door water.