Johan beantwoord nog steeds de lokroep van Merlijn om Allis,
de uitverkorene naar Camelot te brengen.
Ze charteren een bootje om hen via de kortste weg naar Camelot te brengen. Deze kortste weg leidt hen door de Hellemond,
een plek waar vissers zich niet wagen. Rotsen en de woeste stormen die er woeden doen menig zeeman voor andere route
kiezen. Enkel de zilverlingen van de ridder kunnen hun schipper overtuigen om via de Hellemond naar Zilverbergen te
varen.
Malfrat de wrange zit nog steeds de ridder en zijn beschermelinge achterna en vordert de Utara, het schip dat gehuurd werd om de uitrusting en paarden van de ridder via een omweg naar de bestemming te brengen. Malfrat is buiten zichzelf van woede en laat de Utara eveneens door de Hellemond gaan. De bemanning ziet dat niet zitten en verdoven de schelm en zetten hem in een sloep overboort.
Terwijl Malfrat dronken aan zijn lot wordt overgelaten hebben de ridder en zijn gevolg de Hellemond bereikt. Maar
in plaats van de hel vinden ze er een prachtig eiland dat door de omgeven rotsen gevrijwaard blijft van de wilde stormen.
Johan, die gewond geraakt was aan het been tijdens een gevecht met een haai, valt in een diepe slaap maar Merlijns
woorden "Non dormit qui custodit" (Hij die waakt, slaapt niet) spoken door zijn hooft en wanneer hij wakker wordt is
Allis het eiland gaan verkennen. Johan zijn wonde is miraculeus genezen en gaan naar haar op zoek want iets zegt hem
dat zijn mooie gezel zijn hulp wel kan gebruiken.
Johan intuïtie verraad hem zelden want hij vindt Allis terug, naakt en belaagd door hellemonsters die haar willen roosteren boven een gloeiend kolenvuur. De wezens zijn geen partij voor de geoeffende ridder en al snel is Allis weer veilig en onder zijn bescherming. Als ze terugkeren naar de baai wacht hen een nieuwe verrassing. Hun schipper is met hun bood verdwenen. Ze zitten gevangen op het eiland en aan de andere kant van de rotsen duikt een sloep op met een inzittende die ze liever niet meer terugzagen.