Het hof van Koning Eduard van Engeland is in rep en roer. Er zijn immers berichten dat de Koning van Ierland een invasie plant en met een sterke troepenmacht op weg is. Eduards troepen zijn reeds in stelling gebracht en ook hijzelf zal met driekwart van zijn plaatselijke troepen oprukken naar de kust. Zoals de wet het voorschrijft laat dit de Koning de enige keuze dan het dagelijks bestuur over te laten aan zijn neef Aethelwold. Hij minacht de man en heeft weinig vertrouwen in diens trouw, vandaar dat hij een bericht stuurt naar Johan om een oogje in het zeil te houden. Niemand weet op dat moment dat Aethelwold en zijn rechterhand Egil een plan hebben om de Koning van de macht te stoten. Egil zit onder invloed van Bahaal en heeft een deal gesloten met de Deense Koning Bloedbijl. Met de hulp van de prins der duisternis zullen zij met het overgebleven kwart van de troepen oprukken tegen de Denen. Het plan is om de veldslag te verliezen waardoor Bloedbijl kan oprukken en het land overnemen. Als beloning zal hij Aethelwold op de troon plaatsen wanneer hij terug naar Denenmarken gaat.
Het bericht van Koning Eduard bereikt Johan te laat waardoor hij niet kan voorkomen dat Aethelwold zijn leger laat optrekken tegen de Denen. De veldslag is reeds in volle gang wanneer Johan ter plaatse komt. Hij ziet hoe de troepen van de Koning worden afgeslacht en besluit in te grijpen. Als een bezetene stort hij zich op de Denen die het even niet meer weten. Het geeft het leger van de Koning nieuwe moet en krijgen de overhand. Bahaal en Egil hebben echter nog een troefkaart. In het moerassige gebied huist nog steeds een voorhistorisch zeemonster dat onder controle staat van Bahaal. De duivelse prins geeft het monster het bevel om de troepen aan te vallen en tegen zoveel geweld is niemand opgewassen. Gelukkig is Johan van geen kleintje vervaart en hij gaat de confrontatie met het zeemonster aan. Hij kan het verwonden en meelokken richting een grote klif. Omdat het ding geen ogen heeft ziet hij niet dat er een diepe afgrond is en stort naar beneden. Gevangen probeert het monster uit de kloof te kruipen maar wanneer de zon achter de wolken vandaan komt zijn de lichtstralen het fataal. Het donkere verliest altijd van het licht.
Nu de veldslag gestreden is krijgt Johan eindelijk de kans om Aethelwold te confronteren met het hele gebeuren. Hij ruikt verraad maar kan dat niet bewijzen. Hij zal echter verslag uitbrengen aan de Koning waardoor zijn neef zijn toekomst wel kan vergeten. Bahaal is woedend maar zijn duivelse handlangers hebben een manier gevonden om Johan te bekampen. Ze hebben immers het verleden van de ridder ontdekt en daaruit blijkt dat de Rode Ridder het product is van een hartstochtelijke nacht tussen een edelman en zijn moeder, een weduwe en boerin. Egil en Aethelwold zullen dit tegen hem gebruiken en als ze hem bespotten en beschimpen met het feit dat hij een bastaardzoon zou zijn wordt Johan overmeesterd door een blinde woede. Hij neemt zijn zwaard en doodt Egil en verwondt Aethelwold aan de buik. De Koning die dit verneemt heeft geen keuze meer en moet Johan gevangen nemen. Hij kan niet toestaan dat twee leden van het hof vermoord werden door een ander lid van het hof en veroordeeld Johan tot de dood. Zelfs een tussenkomst van Merlijn kan niet baten. Johan moet hangen.
In afwachting van zijn executie probeert Merlijn om Aethelwold van de dood te redden. Hij verzorgt de ijlende man en komt zo te weten dat er een complot was tegen de Koning. Hij haalt Eduard uit bed zodat hij het met eigen oren kan horen en hopelijk stemt het hem wat milder waardoor hij Johans straf misschien zal verminderen. De Koning is woedend met het verraad en versmacht zijn neef met een kussen. Naar de buitenwereld toe blijft hij echter met zijn besluit om Johan terecht te stellen. Binnen de Kasteelmuren heeft Johan echter heel wat vrienden die hem willen helpen. Ze halen hem uit de kerker en via een geheime gang kan hij het paleis verlaten. Aan de uitgang treft hij er zijn paard. Als zijn ontsnapping wordt vastgesteld zal hij al heel ver uit de greep van de koning zijn, maar wel met een prijs op zijn hoofd.