Na de dood van Koning Arthur heerst er terug chaos in het land. Merlijn zendt de ridders van de ronde tafel naar alle uithoeken van het koninkrijk om de vrede te bewaren en vraagt aan Johan op de eilanden in het zuiden te inspecteren. Sinds de dood van de koning maken vele roverbendes de streken onveilig en zaaien ze dood en verderf waar ze kunnen. Hun sadisme en barbaarsheid kent daarbij zelden grenzen niet in het minste omdat Bahaal, de prins der duisternis nog steeds regeert vanuit zijn graf.
Om aan de niet aflatende regenbuien te ontsnappen zoekt Johan onderdak voor de nacht. Doorweekt vind hij een stal waar hij zich wat kan verwarmen en tot rust komen. Moe van de reis valt hij in slaap maar wordt wat later gewekt wanneer zijn paard onrustig begint te blazen. Als hij met zijn zwaard ter hand gaat kijken staat hij tegenover een groepje mensen die meer dood lijken dan levend. Johan neemt het zekere voor het onzekere en vlucht weg door de nacht. Moe en kleddernat ziet hij een toren opduiken in de verte. Hij rijdt er naar toe om onderdak te vragen. Op de binnenkoer wacht hem echter een verrassing. Niemand minder dan Zigliora (zie album De zwarte banier) roept hem toe. Het weerzien is hartelijk al begrijpt Johan niet wat ze in deze donjon doet.
Zigliora vertelt dat de Koning hen voedsel en voorraden had beloofd. Zijn dienaren waren echter onbetrouwbaar en hielden alle voorraden voor zich om te verkopen. Gelukkig bestond hun volk voorheen uit vissers en boeren waardoor ze konden overleven. Er was echter te weinig voor iedereen waardoor de mensen begonnen te morren. Een deel van hen bleef trouw aan de Koning maar een ander deel volgde de barbaarse Tuan. Een oproerkraaier die besloot om zich met geweld te wreken op alles wat op zijn weg lag. In de donjon was zij en haar getrouwen veilig maar ze is zeker dat op een dag Tuan voor de poort zal staan.
De volgende ochtend is stralend en Zigliora stelt voor om een tochtje te paard te maken. Ze houden halt aan een riviertje waar de paarden kunnen rusten en drinken alvorens terug te keren. Zigliora geniet duidelijk van de rust en koopt enkele koeken van een meisje op weg naar de markt. De koeken zijn te zoet voor Johan en bewaart hem voor later. De rust is zo groot dat Zigliora voorstelt om een dutje te doen en niet veel later is het duo in dromenland. Johan krijgt een nachtmerrie en ziet Bahaal voor zich opduiken. Hij kan de duivel in zijn dromen bedwingen maar als hij wakker wordt is Zigliora verdwenen. Hij zoekt overal maar de vrouw is verdwenen. Hij gaat dan maar terug naar de donjon waar ze hem vertellen dat de vrouw bewusteloos in haar bed ligt. De dienaars werden ongerust en gingen naar haar op zoek. Ze vonden haar langs de weg en weten niet wat er gebeurd is. Johan staat voor een raadsel en breekt op de binnenkoer zijn hoofd over de laatste uren. Een hond komt hem gezelschap houden maar als de ridder het beest een stuk van zijn koek geeft valt het dier voor zijn voeten dood. Ze werden vergiftigd maar omdat Johan nauwelijks van zijn koek had gegeten bleef het bij hem bij een slechte droom.
Zigliora is ten dode opgeschreven maar de dienaars weten een apotheker wonen die zeker een middeltje heeft om haar te genezen. Johan twijfelt niet. Hij springt op zijn paard rijdt naar de kust waar de dochter van de Apotheker slecht nieuws heeft. Haar vader is dood. Tuan dwong hem om een sterk gif te maken samen met het tegengif. Toen het gif klaar was dwong hij haar vader op het te drinken. Zij beschikt niet over de kennis van haar vader en kan Johan niet helpen. Hij heeft dus maar één keuze. Tuan vinden en hem het geneesmiddel afhandig maken. Het spoor brengt hem naar de oude abdij waar hij Tuan confronteerd. Hij loopt uit op een gevecht waarbij Johan als winnaar uit de bus komt. Hij dwingt de barbaar om de middeltje af te staan en kan ongezien de abdij verlaten om terug te gaan naar de donjon om Zigliora te redden. Het gevaar is voorlopig geweken maar hij is er zeker van dat Tuan zijn pad nog zal kruisen.