In tweede deel van het vierluik is de oorlog in volle gang. België is overwonnen en de Duitsers hebben hun pijlen gericht op het oostfront. In de steden heerst er hongersnood en ook onze vrienden hebben daaronder te leiden. Robbedoes kon zijn vriend Kwabbernoot nog maar net tegenhouden of hij was uit vrije wil naar Duitsland afgereisd om er te gaan werken. Ze moeten dringend iets verzinnen om aan geld te raken want anders kunnen ze geen eten kopen, laat staan hun huur betalen.
Robbedoes krijgt het geweldige idee om de kinderen te verblijden met het poppenspel. Ze roepen de hulp in van hun Joodse vrienden Felix en Felka om hen te helpen met de decors en de poppen. Aanvankelijk heeft hun spel niet veel succes maar wanneer ze ontdekt worden door de mecenas mijnheer Henri begint alles plots goed te lopen. Ze trekken doorheen het land om voorstellingen te geven aan kinderen en verdienen voor het eerst goed hun brood. Ze kunnen de huur betalen en ook eten is geen probleem al trekken ze soms nog naar de boerderij van mijnheer Anselm voor iets extra.
Via het poppenspel maken de vrienden kennis met mevrouw Colin. Kwabbernoot is meteen verliefd op haar en heeft het moeilijk wanneer blijkt dat ze getrouwd blijkt te zijn. Hij kan ook moeilijk verkroppen dat de vrouw vaak wordt gezien in het gezelschap van andere mannen. Ze neemt Kwabbernoot apart om hem in alle waarschijnlijkheid uit te leggen dat ze lid is van een verzetsorganisatie die het poppenspel gebruiken om boodschappen over te brengen aan andere verzetslieden. Kwabbernoot lijkt in ieder geval onmiddellijk verlost van zijn verliefdheid en lijkt zich wel aangesloten te hebben bij het verzet.
Ondanks dat de twee mannen het niet meer slecht hebben worden ze meer en meer geconfronteerd met een nieuw begrip. Plots worden overal Joden vervolgd en uitgewezen. Ze worden verplicht zich herkenbaar te maken door het dragen van een Jodenster en velen van hen worden afgevoerd naar Mechelen waar ze in de Dozin-kazerne moeten blijven tot ze met de trein naar andere oorden worden gebracht. Robbedoes vreest dat ook zijn vrienden Felka en Felix gevaar lopen. Enkel nieuwe papieren kan hen redden. Bouchard, de redacteur van Le Soir zou iemand kennen die aan papieren kan raken en hoewel ze hem niet vertrouwen wordt er een afspraak gemaakt met Kern. De man beweert aan papieren te kunnen komen maar ze zijn zeer duur. Misschien als hij meer papieren kan laten maken kan hij de prijs laten zakken maar dan heeft hij wel namen en adressen nodig zodat hij de papieren persoonlijk kan afleveren. Als Robbedoes later Kern ziet pa sseren in een wagen van de Gestapo beseft hij dat ze verraden werden en vreest hij voor het leven van zijn vrienden.
Robbedoes wil zijn vrienden gaan verwittigen maar wordt dan aangeroepen door enkele kinderen die hem vertellen dat hun joodse vriendjes Lowietje en Suzanne samen met hun ouders werden opgepakt en naar Mechelen werden gebracht. Hij stuurt de kinderen naar Felix en Felka om ze te verwittigen en hijzelf trekt eveneens naar Mechelen om zijn vrienden uit de handen van de Duitsers te halen. Hij ziet hoe zijn vrienden en hun ouders op een trein gezet worden en roept hen toe. Samen willen ze vluchten maar ze worden betrapt door een bewaker die Robbedoes vraagt of hij een jood is? Robbedoes wil zijn vriendjes niet in de steek laten en zegt ja. Ook hij wordt nu op de trein gezet die alle Joden naar een plek in Polen brengt, Auschwitz genaamd.