Johan is er nog steeds van overtuigd dat Allis beter af is zonder hem. Tijdens de nacht besluit hij dan ook om haar achter te laten en alleen verder te trekken. Het is vroeg wanneer hij aankomt aan de kust en merkt dat een krabbenvisser in de problemen is aan het raken met zijn boot. Hij snelt de man ter hulp en samen proberen ze het bootje op het strand te trekken. De visser stelt zich voor als Jonathas.
De kennismaking is nog maar net achter de rug of er dagen twee strandjutters op die de boot en alles dat er in ligt opeisen. Jonathas is echter van geen kleintje vervaard en neemt het, gewapend met een spies, op tegen beide mannen. Johan kan zich niet afzijdig houden en verjaagt de twee dieven. Niet voor lang echter want enkele minuten later staat er een hele bende voor hun neus. De toestand ziet er ernstig uit maar vanuit de achtergrond duikt Allis op. Furieus omdat Johan ze achterliet in hun bivak hakt ze in op de rovers die hun heil in de vlucht kiezen.
Ook nu weer duur de rust niet lang want wederom keren de strandjutters terug. Ditmaal hebben ze een andere tactiek en ze schakelen Johan uit met goed gericht schot van de boog. Hij krijgt een pijl in de schouder maar Allis kan met haar krachten de wonde dadelijk verzorgen. Het trio wordt aldus gevangen genomen en opgesloten in hun rovershol, een oud gestrand schip dat verderop in de baai ligt. Jonathas en Johan worden in een cel opgesloten terwijl Allis door haar grote mond wordt vastgeketend aan de grote mast. De rovers willen haar als slavin verkopen maar moeder natuur steek daar een stokje voor. De rovers hadden er immers niet op gerekend dat het springtij is en dat de zee dan verder op komt. Als ze in het schip blijven dreigen ze te verdringen en dus nemen ze de vlucht. Ze laten hun gevangenen aan hun lot over en nemen zelfs niet de tijd om hun paarden van boord te halen.
Johan en zijn vriend beseffen het gevaar en ontsnappen makkelijk door de vermolmde deur in te trappen. Terwijl het water alarmerend stijgt gaan ze op zoek naar Allis. De golven beuken tegen de rotte wand van het schip waardoor er een gat wordt geslagen in het ruim waar Allis geketend zit. Een zware balk breekt en komt op Allis terecht waardoor haar voet wordt geklemd. Jonathas en Johan zijn niet sterk genoeg om de balk op te tillen waardoor het meisje dreigt te verdrinken. Het koude water zorgt er ook nog eens voor dat ze onderkoelt raakt. Dit zou wel eens het einde kunnen betekenen maar dan denkt Johan aan de paarden die aan boord zijn. Hij maakt een touw vast aan de balk en geeft de paarden de sporen. Het lukt en Allis, door het koude water meer dood dan levend, is vrij. Eénmaal uit het water maken ze snel een vuur en samen met zijn lichaam warmen ze Allis op.
Nu alles weer rustig is kunnen Johan en zijn metgezel hun tocht verder zetten. Ze nemen afscheid van Jonathas en rijden verder over het strand, niet vermoedend dat ze nog steeds worden gadegeslagen door de strandjutters die blijkbaar nog een eitje te pellen hebben met Allis.